Mannen die hun door werk, woning en wederhelft ingesnoerde bestaan niet meer trekken, het is een type personage dat nogal eens voorkomt in het werk van de Vlaamse schrijver Jeroen Theunissen, die in 2017 op de shortlist van de Libris Literatuurprijs stond met De omwegen. In zijn debuutroman De onzichtbare (2003) laat hij bankbediende Herbert Danigs, de vleesgeworden burgerlijkheid, ontsporen en zijn vrouw vermoorden. Zo dramatisch wordt het niet in het geval van Horacio Gnade, de docent Spaanstalige letterkunde uit Een vorm van vermoeidheid (2008) die van het ene op het andere moment huis en haard verlaat en naar verre oorden trekt. In Jouw huid (2018), Theunissens nieuwste roman, laat Griff de vrouw die van hem zwanger is in de steek en verkast hij van Wales naar Brussel, de internationale stad waar hij in zijn nopjes lijkt te zijn met zijn nieuwe leven van succesvol lobbyen en tot niets verplichtende onenightstands. Totdat in een buurtcafé zijn blik wordt gevangen door een jonge immigrante uit Ghana.
In Ik = cartograaf is het Theunissen zelf die worstelt met zijn sedentaire burgerbestaan (al strooit hij helemaal aan het eind van het boek de lezer nog wel wat zand in de ogen met een nogal sleetse disclaimer dat hij en zijn personage elkaar maar ten dele overlappen). Het is 2017 en de schrijver wordt geplaagd door verlammende angstaanvallen. Zijn huwelijk is op sterven na dood, hij heeft een baan die hem niet zint, de zorg voor zijn twee zoontjes is hem te veel en hij heeft voor het stukje van de aarde dat zijn thuis zou moeten zijn 'nooit enige liefde (...) gevoeld'.
Hij besluit om in zijn eentje een lange wandeltocht dwars door Europa te maken. Een tocht die begint in het zuidwesten van Ierland en die hem via Engeland, Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Slowakije, Tsjechië, Polen, Oekraïne, Roemenië en Bulgarije ten slotte in Turkije zal brengen. Wanneer hij in Istanbul, ruim zes maanden na zijn vertrek, aan de andere oever van de Bosporus Azië ziet liggen, is zijn tocht volbracht.
Existentiële crisis of niet, in het lijvige, veelkleurige Ik = cartograaf (geen mooie titel trouwens) doet Theunissen niet aan navelstaarderij, al had hij daar onderweg natuurlijk alle tijd voor. Wel lardeert hij het verhaal van zijn wandeltocht met passages over de periode na zijn terugkomst, waarin hij opvallend genoeg bijna alle aandacht richt op zijn zoontjes en nauwelijks rept over zijn (inmiddels ex-) vrouw. Theunissen stelt zijn vaderschap ter discussie en concludeert dat hij een vader is 'die zelf niet goed weet hoe hij dit leven moet leven'. Over zijn 'partnerschap' hoor je hem niet of nauwelijks. Wat voor huwelijk had hij? Waarom ging het mis?
Het is maar een detail, maar dat deze vragen ontbreken valt op in een relaas dat op veel plekken wordt voortgestuwd door vragen en door pogingen om daar antwoorden bij te bedenken. Ik = cartograaf is in hoge mate een vragenboek en dat komt doordat Theunissen niet alleen zichzelf wil begrijpen, maar zo ongeveer alles. Wie ben ik? Maar ook bijvoorbeeld: wat is Liverpool? Wat maakt een Duitser tot Duitser? Wat is Europa? Wat is de geschiedenis van Europa? Wat is geschiedenis überhaupt? Wat is onze moderne werkelijkheid? En wat behelst het begrip 'werkelijkheid' eigenlijk?
Dit klinkt allemaal nogal theoretisch maar dat is zo ongeveer het laatste wat Ik = cartograaf is. Theunissen stelt grote vragen, jawel, maar zijn antwoorden verliezen zich niet in abstracties, ze blinken uit in concreetheid. Zijn boek is een magnifieke verzameling verhalen, verhandelingen, anekdotes en wetenswaardigheden waarvoor de schrijver met de onbegrensde nieuwsgierigheid van een homo universalis heeft geput uit een waaier van disciplines en kunstvormen (geschiedenis, filosofie, literatuur, film, biologie, geologie, architectuur, archeologie en nog zo het een en ander). Met trefzekere intuïtie heeft hij dit alles aaneengesmeed tot een eigenzinnig, meeslepend geheel.
Gebaande paden volgt Theunissen daarbij nauwelijks. Als hij het over Liverpool heeft, gaat het een keer niet over de Beatles maar over de grote rol die deze havenstad in de slavenhandel heeft gespeeld en over Billy Fury, een allang vergeten popster uit de jaren zestig. Als de schrijver in Polen is, trekt hij niet naar de grote steden maar naar een uithoek in het zuidoosten van het land, waar hij in het stadje Dukla filosofeert naar aanleiding van een roman van Andrzej Stasiuk met dezelfde naam. In Oostenrijk is Hitler een bijna onvermijdelijk onderwerp, maar ook hier focust Theunissen op het kleine en het niet voor de hand liggende: de 'unieke zielsverbondenheid' van de jonge Hitler met zijn moeder, die in 1907 in het bijzijn van haar zoon stierf. Dan schrijft Theunissen: 'Ik betrap mij erop dat ik bij dit beeld van die zachte, lieve moeder en de wat wereldvreemde maar welmenende zoon enigszins week word.'
'Honderdduizend verhalen bevat het duister', schrijft Theunissen ergens. Het lijkt wel alsof hij er zoveel mogelijk wil vertellen. Intussen kijkt hij ook goed om zich heen en dat levert vooral in de hoofdstukken over de landen in het oosten van Europa indringende pagina's op. Over de sporen die talloze invasies, veroveringen, bezettingen, genocides en deportaties hebben achtergelaten: voortdurend verschuivende grenzen, ruïnes van steden en dorpen die ontvlucht of ontruimd zijn. Geïsoleerde taalgemeenschappen van achterblijvers of van niet geïntegreerde nieuwkomers.
Theunissen is een veertiger maar ontpopt zich zo nu en dan als een grumpy old man: hij moppert op sociale media, is van mening dat we te veel werken, vindt het massale gebruik van gps maar niks en zet vertaalapps weg als een verarming van onze communicatie. Maar hij kan ook lol hebben. Onvergetelijk is de passage waarin hij beschrijft hoe hij en een jonge vrouw in een café op de grens van Oekraïne en Roemenië zomaar samen de slappe lach krijgen: 'We giechelden en tikten elkaar aan, en vielen uiteindelijk schaterend met onze hoofden op tafel, we hielden pas op toen een van de gasten van buiten kwam kijken wat er in godsnaam aan de hand was (...).'
Het is ondoenlijk om in dit korte bestek recht te doen aan alle onderwerpen die Theunissen aansnijdt en aan alle verhalen die hij vertelt. Wel zou je Ik = cartograaf kort kunnen samenvatten in de prachtige woorden waarmee Jorge Luis Borges zijn bundel De maker (1960) afsluit: 'Een mens stelt zich ten doel de wereld in kaart te brengen. (...) Kort voor hij sterft, ontdekt hij dat zich in dat geduldige lijnenlabyrint het beeld van zijn eigen gelaat aftekent.' Misschien is dankzij Borges de titel van Theunissens boek toch zo gek nog niet.
****
De Bezige Bij; 428 pagina's; € 24,99.
Verberg tekst